In Nederland hebben mensen het recht om over een stuk grond van een ander te lopen, ook wel het “recht van overpad” genoemd. Dit recht is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (BW) en is bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen in hun dagelijkse activiteiten niet worden belemmerd door privé-eigendom.
Het recht van overpad kan op verschillende manieren tot uiting komen. Soms is er een bestaand pad dat al langer in gebruik is, zoals een voetpad langs een rivier of een pad door een weiland. In andere gevallen kan het recht van overpad worden gebruikt om een nieuw pad aan te leggen, bijvoorbeeld om vanuit een dorp naar een nabijgelegen wandelgebied te gaan.
Het recht van overpad is echter niet absoluut, er zijn beperkingen aan dit recht. Zo mag het pad niet leiden tot onevenredige overlast voor de eigenaar van het stuk grond en mag het ook geen gevaar opleveren. Bovendien mag het recht van overpad niet worden gebruikt om toegang te krijgen tot een privé-terrein dat niet voor het publiek toegankelijk is, zoals een privétuin of een afgesloten parkeerterrein.
Er zijn ook situaties waarin het recht van overpad niet van toepassing is, zoals bijvoorbeeld wanneer een eigenaar het pad heeft laten verwijderen of afsluiten of wanneer een eigenaar een vergunning heeft om het pad te sluiten. In dergelijke gevallen mag het pad niet worden gebruikt, tenzij er een specifieke wettelijke bepaling is die het gebruik toestaat.
In sommige situatie kan het recht van overpad als vastrecht bestaan of kan een boer een erfpachtovereenkomst aangaan met de overheid of particulier waarin de grond in gebruik wordt gegeven voor overpad.
Als je twijfelt of je mag over een bepaald stuk grond lopen, dan is het verstandig om contact op te nemen met de eigenaar of met de gemeente waar het stuk grond zich bevindt voor meer informatie.